De pruimenmot, Cydia funebrana (Grapholita funebrana), zorgt voor schade aan pruimen, kersen, abrikozen en perziken. Een feromoonval houdt de plaag beheersbaar.
De rupsen leven in de vruchten en zorgen zo voor wormstekigheid in de pruimen. Aangetaste vruchten vallen voortijdig van de boom af en zijn niet lekker om op te eten.
Het uiterlijk van pruimenmot
De mot is 8mm groot en is grijs met blauwe schubben. De rups is tot 12 mm groot en crème-roze van kleur met een bruine kop.
pruimenmot in deltaval
De levenscyclus van pruimenmot
Pruimenmot (Cydia funebrana) kent 2 generaties per jaar. De nachtvlinder vliegt vanaf eind april en legt haar eitjes vanaf mei op de vruchten en bladeren van pruimen en kersenbomen. De eerste rupsen zullen zich verpoppen in juni waarna er nog een tweede generatie motten komt die weer eitjes legt. De volwassen nachtvlinders vliegen tot in september. De pruimenmot overleeft de winter als rups aan de voet van de boom.
Biologische bestrijding pruimenmot
De mannelijke motten kunnen weggevangen worden met behulp van een val met daarin een feromooncapsule. De mannetjes worden aangetrokken door het feromoon en vliegen de val in waar ze vastplakken. Deze mannetjes kunnen de vrouwelijke motten niet meer bevruchten waardoor er minder eieren en dus ook minder rupsen komen. 1 capsule heeft een werking van 6 weken. Voor een heel seizoen zijn 3 capsules nodig (bij late rassen pruimenbomen). Ieder jaar zal het effect van wegvangen beter worden omdat er steeds minder rupsen aan de voet van de boom zullen overwinteren.